Begroting 2019

Bedrijfsvoering

Organisatieontwikkeling en personeelsbeleid

Personeelsformatie
In de personele begroting 2019 is rekening gehouden met een personeelsformatie van 171,40 fte. Hieronder wordt een overzicht gegeven van het verloop van kengetallen en personeelsformatie over voorgaande jaren.

Enkele indicatoren:

Omschrijving

Realisatie
2015

Realisatie
2016

Realisatie
2017

Raming
2018

Raming
2019

  1. Aantal fte ambtelijk apparaat

165

165

170

170,88*

171,40*

  1. Aantal fte ambtelijk apparaat per 1.000 inwoners.

6,03

6,02

6,19

6,05

6,05

  1. Gemiddelde loonsom (salaris en sociale lasten) ambtelijk apparaat

€ 62.594

€ 65.381

€ 68.864

€ 67.840

€ 68.864

  1. Percentage ziekteverzuim

3,67 %

5,1 %

4,75 %

4 %

4 %

  1. Instroom nieuwe medewerkers

7 pers.
of 6,4 fte

3 pers.
of 2,7 fte

11 pers.
of 10,5 fte

2,25 fte

NNB

  1. Uitstroom medewerkers

6 pers.
of 4,93 fte

5 pers.
of 4,4 fte

4 pers.
of 3,72 fte

2 fte

2 fte

  1. Doorstroom medewerkers binnen organisatie

geen

geen

Geen

2 fte

2 fte

  1. Uitgaven opleidingen en cursussen personeel als % van totale uitgaven

1,21%

1,64%

1,78%

1,77%

1,78%

* Dit is inclusief de vacatureruimte.

Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra)


Op 8 november 2016 heeft de eerste kamer ingestemd met het initiatief wetsvoorstel normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra). Voor de implementatie ervan is een tijdspad geschetst van de Wnra, waarbij als invoeringsdatum wordt uitgegaan van 1 januari 2020.
De nieuwe wet gaat regelen dat voor de meeste ambtenaren (politie, defensie en rechterlijke macht zijn uitgezonderd) het private arbeidsrecht gaat gelden. Voorlopig verandert er nog niets, de invoering ervan brengt wel enkele jaren voorbereiding met zich mee.
Voor de dagelijkse praktijk zal de wet niet veel gevolgen hebben. Bij het in dienst treden sluit de ambtenaar in het vervolg een arbeidscontract met zijn nieuwe werkgever. Nu stelt de overheidswerkgever de ambtenaar nog eenzijdig aan middels een benoemingsbesluit. Bij arbeidsgeschillen vervalt de afwijkende rechtsgang van ambtenaren. Net als in de marktsector gaat de kantonrechter hier voortaan over. Ook het systeem rond ontslag verandert: de overheidswerkgever kan straks in de meeste gevallen pas tot ontslag overgaan na tussenkomst van het UWV of de kantonrechter.
De materiele arbeidsvoorwaarden zoals salaris, IKB, of vakantie-uren veranderen niet door de nieuwe wet. Deze worden net zoals nu besproken in het overleg met de werkgevers en de vakbonden. Ook blijven ambtenaren een speciale status houden. In de nieuwe Ambtenarenwet zullen immers nog steeds regels staan over bijvoorbeeld geheimhoudingsplicht en integriteit.
In ons personeelsbeleid voor 2018 zal er een start gemaakt worden met de voorbereiding hierop. Concreet gaat het om zaken zoals opleiden en bijscholen van medewerkers, informatieverstrekking aan medewerkers over het doel en de gevolgen van de normalisering, het voorbereiden van de Ondernemingsraad op zijn nieuwe taak en het vastleggen van de gewijzigde arbeidsrelatie in individuele arbeidsovereenkomsten.

Planning reguliere cao-onderhandelingen 2019


Naast het overleg over de omzetting van de CAR-UWO naar een genormaliseerde Cao Gemeenten (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren) moet ook het reguliere overleg over de cao 2019 dit najaar starten. De huidige cao loopt namelijk 31 december 2018 af. Afgesproken is om deze onderhandelingen te starten op 1 november 2018.


Loonkosten


Gezien de prijsindexen van het CPB en de eerste inschatting van het ABP voor de pensioenpremies voor 2019, is in de salarisbegroting rekening gehouden met een opslagpercentage van 3,5%.

Uurtarieven ambtelijke organisatie (Roelof)
Om de uurtarieven voor de ambtelijke organisatie te bepalen werd tot en met 2016 jaarlijks bij het opstellen van de begroting een zogenaamde kostenverdeelstaat opgesteld. In deze kostenverdeelstaat werden de zogenaamde indirecte kosten (niet direct aan 1 programma toe te rekenen) en de kosten voor de ondersteunende taken (overhead zoals P&O, financiën, ICT, huisvesting, etc.) verzameld en via de urenverdeling middels een uurtarief toegerekend aan de verschillende begrotingsprogramma’s. De berekende tarieven werden tevens gebruikt voor de doorberekening van door de gemeente verleende diensten aan externe partijen, zoals het herstellen van schades, rioleringswerken en projecten waarbij subsidie wordt ontvangen.
Om evenals in het verleden een uurtarief in rekening te kunnen brengen aan externe partijen wordt vanaf 2017 een aparte berekening gemaakt. Deze berekening is gebaseerd op de berekening zoals deze bij het opstellen van de kostenverdeelstaat werd gemaakt. Als uitgangspunt voor het totaal productieve uren per volledige FTE is 1.450 uren gehanteerd. Verder zijn alle overheadkosten omgeslagen over de doorbelaste salarissen aan de programma’s. In de Programmabegroting 2019 is daarvoor een opslagpercentage op het salaris berekend van 128% (o.a. gebruikt voor de bepaling van de kostendekkendheid van de gemeentelijke heffingen). Daarbij zijn nagenoeg alle overheadkosten gelijkelijk verdeeld over de binnen- en buitendienstmedewerkers. De kosten voor ICT zijn evenals in het verleden alleen omgeslagen over de binnendienstmedewerkers.